Daarginds de groene heuvels.

Op dit blog vertrouw ik in gedeelten mijn pennenvruchten toe van het houden van vakantie in Frankrijk, het wonen daar en onze belevenissen daarginds.
Ik ben met het schrijven hiervan al begonnen in 1994, waar blijft de tijd ?

Met een "voorraad" van 130 bladzijden, zal ik twee keer per maand een hoofdstuk posten, op de 1ste en 15de van iedere maand.
Ik maak er dus een feuilleton van!

Om privacy redenen heb ik de namen van de personen die in de verhalen voorkomen veranderd.

Lees gezellig mee en een reactie van tijd tot tijd zou ik erg op prijs stellen.
Als het je aanspreekt en je wilt niets missen, dan kun je ook volger worden.
à Bientôt, (tot straks).............Daarginds !

zondag 15 december 2013

DORDOGNE.



Na onze verkenningstochten, hoofdzakelijk door het oosten en zuidoosten van Frankrijk, kwamen we jaren later, in 1986, in de gelegenheid een ander gedeelte te ontdekken.
Onze oudste dochter, Suzanne, wilde na haar havo-examen "iets" in het buitenland gaan doen.
Ze had Frans in haar pakket gehad en wilde de taal beter leren spreken. Het werd dus  Frankrijk.
 Vrienden van ons hadden al jaren een camping in de Dordogne.
We wisten dat ze in het zomerseizoen vakantiehulpen uit Nederland hadden.
Onze dochter kon daar gelukkig terecht en reisde alleen af.
Op zich was er een prachtige verbinding, want ze stapte in Utrecht op de bus, op een special daarvoor geregelde pendeldienst en op de camping in Frankrijk uit.
Maar als bezorgde vader en moeder stonden we op het laatste moment, vlak voor het vertrek van de bus, de meest waanzinnige adviezen en waarschuwingen te geven.
Waarschijnlijk heeft ze een zucht van verlichting geslaakt toen de bus eenmaal in beweging kwam. Hoewel voor haar was het natuurlijk net zo goed spannend
Het was voor het eerst dat ze zo'n poos, vier maanden, van huis zou zijn.
Daarom hadden we het zo geregeld, dat wij in de zomervakantie twee weken naar de camping zouden gaan.
 We hadden er een huisje gehuurd.
We bleven naar elkaar zwaaien tot ze uit het zicht was.
Toen we daarna samen in de auto zaten, voelden we ons zo raar en zeiden troostend tegen elkaar: "Over zes weken zien we haar weer. We bellen morgenavond wel!".

 In die tijd konden we als vervoermiddel kiezen uit twee exemplaren. Een Volkswagen, een donkergroene Kever, 1303S met bolle voorruit (voor de kenners) van twaalf jaar oud en een zes jaar oude Triumph Spitfire. 


Natuurlijk was het veel handiger geweest als we een middenklasser hadden gehad, waar ruimte zou zijn voor drie personen, Dixie, onze hond en bagage.
We zagen het niet zitten om alles en iedereen in de Kever te proppen, dus gingen we met twee auto's.
Nadat we thuis eerst onze route hadden bepaald, tot Vierzon de autoroute en daarna de Route National, gingen we op pad.
Op de autoroute waren we prima op elkaar ingespeeld. Als vlooien wipten we tegelijk van de rechter naar de linkerbaan en weer terug.
 Dixie en onze jongste dochter, Leontine wisselden onderweg regelmatig van plaats, van de ene naar de andere auto.
Joep reed meestal voorop in de Spitfire, in het begin met de kap naar beneden, soms dochterlief met wapperende haren naast hem of Dixie onzichtbaar op een rolletje op de stoel.
Na een paar honderd kilometer hadden ze genoeg van de wind en vooral de brandende zon, dus werd er verder met de kap op gereden.
Met z'n tweeën achter elkaar rijden was niet altijd even makkelijk, vooral toen we in Parijs probeerden bij elkaar te blijven.
Joep zag namelijk "Porte d'Italie" aangegeven staan en dacht die moeten we hebben, dus "wham" richtingaanwijzer uit en de Boulevard de Peripherique af.
Ik zag dat het fout ging, want daarbij stond nog niet Lyon en Bordeaux met wegnummer aangegeven.
Maar ik in mijn Kever er achter aan, terwijl ik hardop tegen Dixie wat lelijke woorden zei; ik zag het al aankomen.
 Een stoplicht; Joep reed keurig door groen en ik wilde hem niet kwijt raken, dus moest ik wel door - zeg maar- oranje/rood, terwijl er aan beide kanten, drie rijen dik, auto's in de startblokken stonden.
Toen ik  midden op het kruispunt stond, sprong aan beide kanten het licht op groen en
“ voilà", daar stond ik dan. Waarschijnlijk door de zenuwen, begon ik druk met mijn handen te gebaren, waaruit bleek, dat ik bij die papegaai blauwe Spitfire hoorde en alsof het afgesproken werk was, bleef iedereen  keurig stilstaan en ik dacht alleen maar: "wegwezen !"

Zo reden we dus, na dit kruispunt de Boulevard de Peripherique weer op en daar paste ik dezelfde truc toe en we konden keurig achter elkaar weer invoegen.
Verder verliep het samen rijden behoorlijk soepel en ik voelde me redelijk happy in mijn lekker pruttelende Kever. Hij had een 1600 cc motor en daar waren we thuis trots op, maar met een benzineverbruik van 1:6, werd het onderweg iets om minder trots op te zijn.

Via Parijs, Orléans en Vierzon, waar destijds de snelweg eindigde, gingen we richting Limoges, via de N20.
Op een gegeven moment net buiten Limoges kwamen we in een file te staan.
Door onze jarenlange ervaring om alternatieve routes te kiezen was het voor ons geen probleem om via St.Yrieix la Peche; Hautefort en Salignac-Eyvigues ons doel te bereiken.
Alleen het laatste gedeelte van de route vond Joep minder geslaagd, want na iedere bocht zat, zoals hij beweerde, een diepe kuil in het wegdek.
Tja, een Spitfire veert nu eenmaal minder goed dan een Deux Chevaux!
Aangekomen op de camping stond onze vriend raar te kijken dat we er toch op de afgesproken tijd  waren en zei verbaasd: "Hoe kan dat nou ?  Volgens de radio zitten alle wegen dicht!". 
Nou ja, alle wegen dicht, hij was altijd al goed in het overdrijven!
Wij maakten een vaag gebaar richting heuvels en zeiden: "Oh, we zijn achterom gekomen, “pas de problème"!
Suzanne, onze dochter, was dan ook in geen velden of wegen te zien, want ze dachten, afgaande op de verkeersinformatie, die kunnen hier nooit voor de avond zijn.
Toen we Suzanne gevonden hadden, zagen we een gebruinde, niet meer blond, maar hoogblonde jongedame, die het prima naar haar zin had. Vanzelfsprekend waren we allemaal blij om elkaar weer te zien en Dixie kwispelde er lustig op los.

Op de camping hadden we een huisje, met veranda, gelegen halverwege de heuvel, met riant uitzicht over het gebeuren beneden ons.
De meeste huisjes liggen terrasgewijs tegen de heuvel, terwijl het vlakke gedeelte beneden bestemd is voor de kampeerders. 


De aankomst van bussen, mensen die druk waren met tenten opzetten, boodschappen gingen doen, zwemmen of fietsen, al met al een levendig gebeuren.
Zelfs Dixie keek met véél interesse naar beneden, je weet `t nooit; misschien toch een bekende te zien? 


Er waren meer ouders, die hun spruit kwamen opzoeken, maar wij waren  wel de enige met voor die jongelui natuurlijk aantrekkelijke sportauto.
Er werden, met geopende motorkap, heel wat gesprekken gevoerd met allerlei technische verhandelingen!

Onze vrienden namen af en toe een paar uurtjes vrij en gingen om de beurt met Joep in de Spitfire toeren.
Onderweg deden ze soms ook nog een paar nuttige boodschappen. Flip, onze vriend, zat dan met 24 flessen  "eng-spul" op schoot. Die waren nodig om het water van het zwembad schoon te houden.
Echt veel tijd hadden ze natuurlijk niet. 
Als we in de Spitfire, luchtig gekleed weggingen met de kap naar beneden, dan zat ik na een paar kilometer al met andere T-shirts, gedrapeerd over mijn blote armen!
Ondanks zonnebrandcrème, factor 30, waren we in no-time, zo rood als een kreeft.
 Dat overkwam ons dan ook maar één keer!

Af en toe maakten we in de Kever met of zonder dochters uitstapjes, onder andere naar de middeleeuwse plaatsjes Rocamadour en Sarlat.


Vooral  in Sarlat konden we heerlijk rond slenteren en genieten van de oude gebouwen.
Op één van de pleintjes konden we, op een terras, onder het genot van een drankje, zelfs luisteren naar live muziek met een middeleeuws tintje.

Souillac is trouwens ook een leuk levendig plaatsje, gelegen aan de rivier de Dordogne, met op de brug een prachtig uitzicht. Een kanotocht over de rivier de Dordogne schijnt een onvergetelijke ervaring te zijn.
Gezien mijn watervrees was ik alleen bij de te water lating van de familieleden. Ik legde veilig op vier wielen de route af om ze zo'n dertig kilometer verderop weer op te pikken.   

Voor ons was het toen al een "must" om in iedere plaats waar we kwamen op zoek te gaan naar makelaars.
Daar stonden we voor de etalage alle aanbiedingen met foto's te bestuderen en prijzen te vergelijken.
Zo raakten we al gauw thuis in het vertalen van fraaie volzinnen, zoals: "Jolie maison de campagne, sur 1 ha de terrain. Gros oeuvres en bon etat general. Habitable de suite."
 (Leuk landelijk gelegen huis op 1 ha grond,  grootse gedeelte in goede staat, direct bewoonbaar).

In Nederland gaan we er in het algemeen van uit dat een huis gelijk bewoonbaar is.


             In Frankrijk is dat de vraag, want ze bieden ook bouwvallen te koop aan. 
 Soms stapten we bij de makelaar naar binnen en vroegen nadere informatie bijvoorbeeld omtrent de ligging van bepaalde huizen ten opzichte van de bewoonde wereld.
Bij één van de makelaars in Souillac moesten we in 1986, 's middags terugkomen, want dan had hij kopieën gemaakt van de aanbiedingen die onze interesse hadden.
Wij begrepen dat hij dat bij een collega verderop in de straat moest doen!

Na veertien dagen moesten we helaas afscheid nemen van onze oudste dochter en onze vrienden.
We kregen wel een triest gevoel, toen wij 's morgens om half acht wegreden en onze dochter ons met een arm vol verse stokbroden uitzwaaide.


Na een poos gereden te hebben,  richting het noorden, over de niet al te drukke wegen  met soms links en rechts van ons die gele kopjes van de zonnebloemen, werd het weer eens tijd om te pauzeren.
Joep reed voorop en sloeg op een bepaald moment een zandweggetje in. Wij kwamen op een rustige plek in een bos, waar Dixie even lekker rond kon snuffelen.
Wij maakten op ons campinggasje,  heel voorzichtig met vuur, want het was er gort droog, een kopje koffie en na een poosje zouden we weer verder gaan.
Voordat we verder gingen, ging Joep in de Kever een handdoek, die als zonwering voor Dixie dienst deed, verhangen naar het andere raam.
De Spitfire stond verderop, waar wij, onze dochter Leontine en ik de hond nog wat water lieten drinken.

Op een gegeven ogenblik keek ik om en zag ineens allemaal rook, terwijl Joep in de Kever met de handdoek op de achterbank heen en weer zat te slaan. Ik rende er heen en Joep riep: "Water, vlug!".
We hadden alleen maar anderhalve liter mineraalwater en de aangebroken fles water voor de hond.
 Dochterlief gaf eerst de bak met nog een beetje water voor de hond aan.
We zeiden paniekerig: "Nee, vlug de flessen!" en ondertussen probeerde Joep de brandende achterbank uit de Kever te krijgen.
Gelukkig wist hij precies hoe hij hem moest demonteren en gooide de achterbank brandend uit het portier, terwijl hij er zelf ook uit moest zien te komen.
De bank lag in het bos, omdat we aan de rand van het weggetje in de schaduw geparkeerd stonden.
In een flits realiseerden we ons dat we die bank zo snel mogelijk op het weggetje moesten zien te krijgen, omdat anders door de droogte een bosbrand zou ontstaan.
Zo goed en zo kwaad als het ging sleepten we de bank het weggetje op, ondertussen hadden we al een poging tot blussen gedaan met onze twee flessen water.
Dit lukte natuurlijk niet goed, dus daarna gingen we samen met handdoeken en een opgerolde dekbedhoes het vuur uit staan slaan.
We sloegen een paar keer met een handdoek, totdat een punt ervan zelf vlam vatte, vlug een andere genomen, terwijl ik weer de brandende handdoek hard tegen de grond sloeg, om die vlam te kunnen doven.
 Gelukkig lukte het ons om het vuur te doven, als het niet gelukt was, waren de gevolgen niet te overzien geweest.
 Een dor en droog bos en in geen velden of wegen een levend wezen te zien.

Nadat het ons was gelukt keken we elkaar geschrokken aan, onze hoofden rood en bezweet. Joep had zelfs wat verbrandingen aan zijn hand.
We keken naar het zwarte skelet, dat eens onze achterbank was, maar het kon ons niets schelen, want we hadden het gered.
Toen keken we naar onze dochter, die met haar arm om de nek van Dixie, een eind verderop zat, ook met vuil en stof op haar gezicht, waarop de sporen van tranen nog te zien waren.
Dit was voor ons eigenlijk nog het meest ontroerende moment, om die twee daar zo te zien zitten.

De oorzaak van dit alles was de accu die onder de achterbank stond. Doordat Joep met zijn knie op de bank leunde, maakte de min en de plus contact.
 Normaal gesproken is de bovenkant van de accu afgedekt met een plaatje of iets dergelijks, maar dit ontbrak bij onze bejaarde Kever.
 Nu was de halve bovenkant van de accu weggebrand en kon je het accuzuur zien bewegen. Bejaard en met verbrandde accu erin of niet, hij startte wonder boven wonder in één keer!

Ik voelde me alles behalve behaaglijk toen we verder reden, in een stinkende auto met de wetenschap dat achter mijn rug het accuzuur open en bloot lag. Maar wat moesten we, we konden niets anders doen dan op zoek te gaan naar een garage.
Het eerste tankstation, nog geen kilometer verderop, nadat we weer op de normale weg waren, had maar liefst een hele piramide van nieuwe accu's staan, in allerlei soorten, ongelooflijk!!

Terwijl Joep de nieuwe accu installeerde, gingen wij met Dixie even binnen zitten om wat af te koelen. Dit was echter van korte duur, want er liep een levensgrote langharige herdershond rond en hij stelde het bezoek van onze hond niet op prijs.
Wij deden Dixie weer in de auto en hij ging op de bestuurdersstoel van de
Kever heldhaftig zitten grommen tegen de herdershond.
 Aanvankelijk was de baas van de zaak heel medelevend bij het aanhoren van ons verhaal en hij stond meewarig naar onze verbrande achterbank te kijken.

Na de grompartij van de honden over en weer, hadden ze echter plotseling iets bij hun herdershond ontdekt.
De man vloog in ijltempo een deur in en kwam terug met een flesje en een pincet in zijn hand.
Hij liep langs ons heen met een uitdrukking op zijn gezicht alsof hij een dokter was die de nabestaanden moest gaan vertellen, dat de patiënt was overleden.
In het voorbij gaan zei hij tegen ons: "De hond heeft een teek".
 Het verwijderen van de "tique" was nu even belangrijker dan zijn klanten en hij zag ons bij wijze van spreken niet meer staan.
 Het kon ons, op dat moment ook geen lor schelen, al had die hond tien teken gehad.
 We weten dat het gevaarlijk kan zijn, maar we hadden genoeg aan onze eigen besognes.
We voelden ons vuil, heet, moe, letterlijk en figuurlijk uitgeblust.
Heet, erg heet bleef het heel de dag, dus wij zochten bijtijds een motel op.

Toen we daar de volgende ochtend, fris en uitgerust wegreden, lagen de werksters in een deuk van het lachen.
Dixie, met wapperende blonde manen, zat rechtop naast Joep in de open auto en trok een kop, zo van: "rijden maar, ik wil naar huis!".
Tijdens deze hete terugreis - het leek wel of er geen schaduw meer bestond -  zei ik op een gegeven moment tegen Joep: " Hè, die rot zon, ik wou dat het altijd winter was".

Maanden later, toen het er echt op leek dat het altijd winter zou blijven, kreeg ik erg veel spijt van deze opmerking.

                         **********************************

    RECEPT:

 TRIFLE MET CHOCOLADE/HAZELNOOTPASTA.

Ingrediënten voor 4 personen.

   - 250 gram mascarpone
   - 3 eetlepels vloeibare slagroom
   - 2 volle eetlepels chocolade/hazelnootpasta
   - 4 dikke roomboter zandkoekjes
   - 3 halve peren op siroop

Meng de mascarpone, slagroom en chocolade/hazelnootpasta tot een glad mengsel.
Laat peren uitlekken en snijd in kleine stukjes.

Doe in een glas stukjes peer, mascarpone mengsel en laagje grof verkruimelde koekjes.
Herhaal dit en sluit af met laagje mascarpone mengsel.

Zet de glazen in de koelkast en serveer koud.
Giet voorzichtig voor het opdienen wat koude vloeibare slagroom er overheen.
Garneer naar wens, met b.v. chocoladetruffel.

Snel te maken, misschien een tip voor de komende feestdagen?




woensdag 4 december 2013

ONDERWEG KAMPEREN.


Op een gegeven ogenblik hadden we een éénpersoons zeilboot aangeschaft. Het was een lichte polyester boot, uitgevoerd in blauw en geel met bijbehorend dekzeil en een trailer.
Het was de bedoeling, dat je tijdens het zeilen meer buiten boord hing, dan dat je in de "kuip" kon zitten.
Dat moest ook wel, want anders was je al omgeslagen, voordat je kon gaan zitten.
Een éénpersoons zeilboot voor vier personen?
Ja, dat kwam omdat mijn interesse voor het zeilen ver beneden peil lag en de kinderen nog zo jong waren, dat er altijd wel één van beiden mee kon gaan.
Jaren later hebben we nog eens een echte aangeschaft, waar je met vier personen in de kuip kon kruipen, sluipen en zelfs zitten. 
Bij de aanschaf ervan gaf mijn man een demonstratie van de grote stabiliteit. Inderdaad als je op de rand ging staan dan vloog de andere kant niet gelijk een meter de lucht in.
Hij was zes meter lang en van prachtig mahonie hout. Een enkele keer deed ik een poging om mijn angst te overwinnen en ging mee.
Ik vertikte het om van voor naar achter te kruipen en om allerlei touwen vast te houden. Als hij alleen al een beetje ging wiebelen dan sloeg de schrik me om het hart en kon ik maar aan een ding denken: omslaan.....!
Afgezien van mijn watervrees vond ik het zo wie zo een zenuwengedoe. Als het in mijn ogen net redelijk lekker ging en we een boterham namen, dan kwam er ineens weer een windvlaag. Door de andere bemanning moesten dan vliegensvlug allerlei handelingen worden verricht, terwijl de boterhammen half uit hun mond staken.
 Ik bleef krampachtig in het midden zitten en zat waakzaam rond te kijken.
Het enige wat ik deed was regelmatig bukken, want anders had ik waarschijnlijk een zware hersenschudding opgelopen
Hieruit blijkt dus wel dat zeilen nooit mijn grootste hobby was, is geworden en nooit zal zijn.

Onze eerste boot zag ik dan ook meer als een overdekte aanhangwagen, dan als boot.
Zo werd het idee geboren om tijdens onze heen en terug reis door Frankrijk, niet meer in hotels te slapen, maar eens te gaan kamperen.
 Voor onze dochters leek het ons wat gezelliger om op een camping een beetje rond te rommelen.
Onderweg hadden we trouwens vaak van die idyllisch gelegen kampeerterreinen gezien.
Uit het grijze verleden hadden we nog een bungalow tent, maar die wilden we voor een nachtje slapen en dan weer verder niet opzetten.
We schaften dus een gemakkelijk op te zetten driespersoons tent aan, waar we met z'n vieren als haringen in een ton precies in pasten.
Drie op een rij en de jongste, die toen een kleuter was, dwars aan het hoofdeinde op een mini luchtbed.
 's Zomers lieten we de hond thuis, die mocht bij Opa en Oma logeren, want anders werd het wel erg krap. Trouwens dagen lang met een hijgende hond in een warme auto rondrijden is geen vakantie te noemen.

De tent, vier klapstoeltjes, luchtbedden, slaapzakken en koelbox werden in de boot vervoerd.
Dit alles getrokken, door onze Renault 4 GTL.
Meestal gingen we pas 's middags weg en na vier uur rijden, was onze eerste stop altijd bij Bastogne in België.
Snelwegen waren toen hier en daar in aanleg, dus vandaar dat we na vier uur àl bij Bastogne waren.
Ondanks enkele veldoefeningen, thuis in de tuin, was het niet simpel om de juiste stokken op de juiste plaats te krijgen en wel zodanig dat het geheel kon blijven staan.
Wij waren niet zulke doorgewinterde kampeerders, dus het bleef behelpen en aanpassen.
Aanpassen was het vooral wat betreft de sanitaire voorzieningen. Die waren minimaal: golfplaten afdak met daaronder een paar fors uitgevallen witte gootsteenbakken met gammele plankjes erboven.
Na gedane arbeid was het prettig om met kletsnatte schoenen even op een simpel klapstoeltje voor de tent te zitten.
 Prettig was het in ieder geval om te zien dat wij niet de enige waren die moeite hadden met het opzetten van hun tijdelijke behuizing.
Onze uitrusting was niet zodanig dat we in een comfortabele tuinstoel met gaslamp nog een paar uurtjes konden lezen, dus we gingen gelijk met de kippen op stok.
De tweede dag begon het pas echt voor ons, want dan kwamen we op die heerlijke stille Franse wegen. 



Van die weggetjes waar je soms door een dorp kwam, zonder dat we onze snelheid, toegestaan in de bebouwde kom, konden aanpassen en waar maar drie huizen en een kerk stonden.
We hadden het dorp al weer achter ons liggen voordat we er erg in hadden.

Soms was het dorp iets groter en was er een winkel, waar de dorpelingen in ieder geval de dagelijkse boodschappen konden doen. Vaak was die winkel tegelijkertijd de plaatselijke kroeg met terras.
We gingen weleens op zo'n terras zitten, bestelden een kopje koffie en gingen dan eens rustig alles zitten bekijken.
Een paar vrouwen, in bloemetjesjurken op oude slippers of met kaplaarzen aan. Met een stokbrood onder hun arm, een plastic tasje met een paar boodschapjes in hun hand, waren ze in een druk gesprek verwikkeld.
Waarschijnlijk waren ze de laatste nieuwtjes aan het uitwisselen.

Of bijvoorbeeld twee mannen die elkaar tegen kwamen, elkaar de hand schudden en natuurlijk het onvermijdelijke: "Ca va?" tegen elkaar zeiden.
Vervolgens hadden zij zo op het oog een geanimeerd gesprek met veel gebaren, waarbij ze 
vaak moesten lachen.
Soms sloeg de een de ander eens amicaal op de bovenarm, liep vervolgens vijf meter, al pratend verder om daarna weer terug te komen, omdat er een derde bij kwam en het hele ritueel opnieuw kon beginnen.
Een dergelijke stop onderweg is heel wat anders dan op een drukke parkeerplaats aan de snelweg.

Tegen vieren begonnen we toch al uit te kijken naar een geschikte camping, want in sommige streken, waren er niet al te veel te vinden.
Soms hadden we geluk, zoals ten noordwesten van Besançon, in het plaatsje Emagny, waar we een camping zagen, gelegen aan de Saône.
Nadat we onze tent opgezet hadden en alles klaar hadden gemaakt voor de nacht, gingen we in het dorp op zoek naar een restaurant.
We hadden alleen maar een 1 pits gasje met mini fluitketel om een kopje thee of oploskoffie te kunnen maken.
Eten deden we dus buiten de deur!


Vaak was er maar één restaurant te bekennen,  dan was er weinig keus.
In Emagny, kwamen we terecht in een restaurant, zo groot als onze huiskamer, met een kale houten vloer, houten stoelen en tafels met als enige decoratie een Ricard asbak.
Als je trek hebt moet je niet kieskeurig zijn en niet op zijn Hollands op zoek gaan naar gezellige interieurs, maar gewoon aanschuiven.
 En dat was weer typisch Frans in een simpel interieurtje kregen we dan een fantastische crudité: rauwe rode kool met een heerlijke vinaigrette met een plak gekookte ham en super kleine augurkjes, een lekker dun lapje vlees met een paar plakjes gebakken aardappels.
Daarna een keuze uit diverse soorten kaas en een ijsje toe.
Het was er niet overweldigend druk, dus had de kok af en toe even tijd om bij een tafeltje met bekenden aan te schuiven om een praatje te maken.
Hij hield eigenlijk een monoloog, de gasten hadden hun mond vol, dus het antwoord was soms een goedkeurend knikje of een nonchalant schouder ophalen.
Mes of vork werden hierbij gebruikt om een bepaalde richting?! aan te geven?
Maar zodra het eten op was werd de schade ingehaald en kwam  er een levendige discussie op gang, waar iedereen aan deelnam; behalve wij.

's Morgens moesten we onze eigen tafel dekken, dat wil zeggen de boeg van de boot diende als tafel, een badlaken als tafelkleed en de koelbox als voorraadkast.  
Met een vers stokbrood en vers gezette thee uit onze mini-fluitketel annex theepot zaten we als God in Frankrijk te ontbijten.

In de buurt van Contrexéville bleven we een dag langer op een camping.
We besloten om eens een kijkje in de plaats te nemen, want na weken zon, zee en strand, was dat een leuke afwisseling.
Wij wisten dat Contrexéville bekend stond om zijn bron water en dat het drinken daarvan zou moeten helpen bij o.a. afslanken en diabetes.
Bij het gebouw, waar de bron was, stond bij de ingang een beroepsmatige “bekeruitdeler” !
De doorgewinterde " innemers" hadden hun eigen beker bij zich.
Na het vullen van de bekers werd men geacht plaats te nemen op de witte tuinstoelen in het aangrenzende park. Vervolgens nam men geruisloos voorzichtig een paar slokjes van het mineraal houdend water.
Ondanks de gronderige smaak, keek men elkaar goedkeurend aan. Als iemand iets te hard kuchte werd dit als zeer storend ervaren, alsof de geneeskrachtige werking gelijk te niet werd gedaan. 
Er hing een serene sfeer en toch werkte het onwillekeurig een beetje op onze lachspieren, maar we vertrokken geen spier en deden devoot mee!
Men hield elkaar nauwlettend in de gaten, alsof er ieder moment een wonder zou kunnen geschieden.
 Maar ja, diabetes? afslanken?, de toiletten werden bijvoorbeeld niet bestormd, dus zo op het oog gebeurde er niets.
 De meeste mensen bleven apathisch in hun stoel zitten of sommigen waagden zich aan een tweede rondje.
Wij hielden het na één rondje voor gezien en we verlangden naar ons eigen kopje Engelse thee uit de mini-fluitketel.

Soms was het minder leuk om in een tent te overnachten, namelijk als het plensde van de regen met gratis neonverlichting door de bliksem.
Dit overkwam ons in een dorp genaamd St.Helene du Lac, nadat we weer in het plaatselijke restaurant hadden gegeten. 

Het Dorpsplein stond vol met auto's en iedereen zat in het restaurant. Voor ons was er nog net een tafeltje vrij. Kennelijk was het eten van piepkleine gefrituurde visjes daar erg in trek, want op praktisch ieder tafeltje stond een volle schaal.
Wij vonden dat een minder geslaagd idee, want ik zag ook nog piepkleine oogjes zitten ...
Wij maakten een andere keuze en na het diner zochten we in de plensregen en onweer onze tent op.
In zo'n situatie konden we een ontspannen nachtrust wel vergeten.
We hadden onze tent, vanwege de schaduw, onder een boom opgezet. De ene klap na de andere volgden elkaar in snel tempo op. Het duurde uren voordat het over was.
Tijdens het onweer kon ik alleen maar aan de waarschuwing van vroeger denken: "Ga bij onweer nooit onder een boom schuilen!".
Daar lagen we dan, overgeleverd aan de weergoden!
Onze luchtbedden veranderden langzamerhand in waterbedden.
Later in mijn droom zag ik ons al richting Italië dobberen.
's Morgens kwamen we geradbraakt uit onze tent en werden verwelkomd door grote oranje slakken, die op het tentdoek zaten. 
Een andere keer brandden we zowat de tent uit door de zon, dus waren we in ieder geval weer lekker vroeg op pad.

 Omdat wij naar Italië gingen, verliep onze route meestal via de oostkant van Frankrijk, richting Nice door de Haute Provence .
We reden gedeeltelijk langs de rivier de Var, waar de rotsen natuurlijke tunnels vormden over de slingerende wegen.
Een lucht zo blauw, zó blauw, stak scherp af tegen het groen van struiken, het felle paars van de bloeiende bougainville en de grijs/witte kleur van de kale rotsen.
Voor een pauze stopten we soms in een dorp met één winkel.
In de winkel gingen we een stokbrood en wat plakjes saucisson kopen, om onze lunch op een bankje in de schaduw te verorberen.
 Liepen we dan weer terug naar de auto over het asfalt, dan hadden we het gevoel alsof onze blote kuiten in brand stonden.
 In die tijd was de autoroute van Nice naar Italië nog niet helemaal klaar. Op sommige stukken reden we hoog boven de Middellandse Zee door dorpjes met een uitzicht, waar de uitdrukking "Men neme" helemaal op zijn plaats was.

Al met al tochten om nooit te vergeten, hoewel het slapen op een luchtbed me toch deed denken aan  het wiebelen in een zeilboot, maar met de geruststellende gedachte dat je niet  kon omslaan!

                                          ******************************** 


RISOTTO met kip en kastanjechampignons


Ingrediënten voor 2 personen:                
-                                                                                                                                                                                                    
          125 gram kipfilet
-      125 gram kastanjechampignons
-      1 rode ui
-      1 middelgrote wortel
-      1 stengel bleekselderij
-      150 gram risotto rijst (b.v.Arborio)
-     witte wijn
-      Bouillontablet van paddenstoelen
-      25 gram Parmezaanse kaas
-      Lepel crème fraîche of scheut kookroom


- Bak de in stukjes gesneden kipfilet aan in een scheutje zonnebloemolie. - - Neem de blokjes kip uit de pan en leg even apart.
- Bak de fijngesneden ui glazig, voeg de rijst toe en bak de rijst ook een     beetje glazig aan. 
- Blus dit af met de witte wijn en laat onder goed roeren verdampen.

- Voeg vervolgens de kip, wortel en bleekselderij toe en giet net zoveel paddenstoelenbouillon (warm) toe totdat het mengsel net onder staat. Zodra het vocht verdampt is weer wat bouillon toevoegen, steeds goed roeren, géén deksel op de pan doen. 
Na ongeveer 20 minuten moet de rijst gaar zijn.

- Voeg de laatste 8 minuten de champignons toe, de champignons eerst even in een aparte pan zachtjes bakken tot het vocht verdampt is.

- Haal de pan van het vuur, strooi tenslotte de Parmezaanse kaas er door en laat nog een paar minuten met de deksel op de pan rusten.
- Als extra kan er nog een eetlepel crème fraîche of een scheut kookroom door heen.